20 november 2023

Zin en onzin van strategisch stemmen

In de media gaat het al een tijdje over de vraag welke partij op woensdag 22 november de grootste wordt. En het schijnt ook boeiend te zijn uit te zoeken wie met wie wil gaan regeren, wie anderen uitsluit en zo meer. Heel jammer, want van een debat over de inhoud komt zo niets terecht. Dat kunnen Sven Kockelman en vele van zijn vakgenoten zich aantrekken.

Het treurige gevolg van dit soort prietpraat is dat bij nogal wat kiezers het hoofd op hol slaat. Veel mensen gaan ‘strategisch stemmen’ zoals dat wordt genoemd. Ze menen dat ze met hun ene stem kunnen sturen wie er in het Torentje komt. En wie niet. Maar in de praktijk blijkt dit bar tegen te vallen. Tot spijt (achteraf!) van de stemmer die dacht eventjes alle andere kiezers te slim af te zijn.

Wilt u een paar voorbeelden uit het verleden?

  • In 1977 won Joop den Uyl met zijn PvdA de verkiezingen. De PvdA-fractie werd in de Tweede Kamer de grootste. Maar het bleek een ‘overwinningsnederlaag’: CDA en VVD vormden samen een coalitie.
  • In 2003 stemden veel christelijke kiezers uit de reformatorische achterban op het CDA, met als gevolg dat de SGP maar twee en de CU drie zetels behaalde. CDA en VVD vormden samen met D66 een coalitie, wat hoogstwaarschijnlijk niet was gebeurd als SGP en CU samen wat meer zetels hadden behaald.
  • In 2012 was er in de aanloop naar de verkiezingen een nek-aan-nekrace tussen VVD en PvdA. De rechtse kiezer wilde Samson niet in de regering en de linkse kiezer deed verwoede pogingen om Rutte uit het Torentje te houden. U weet vast nog de 'spijtige' uitkomst: na de verkiezingen vormden Ruttes VVD en Samsons PvdA samen een coalitie.

Gokken

Strategisch stemmen komt in Nederland vrijwel altijd neer op ‘een blinde gok’. Je weet de verkiezingsuitslag namelijk nog niet, maar je loopt er al wel vast op vooruit. Dat is onverstandig. En om nou van een strategie te spreken... Want als kiezer stem je namelijk helemaal niet over de vraag wie er in het Torentje komt. Je stem gaat over de samenstelling van de Tweede Kamer. Hoeveel zetels krijgt de partij van jouw voorkeur? Daar heb je als kiezer op woensdag 22 november wat over te zeggen.

SGP-leider Bas van der Vlies (1942-2021) drukte het indertijd mooi uit: van een strategische stem krijg je nogal eens spijt, van een principiële stem niet.

Drie argumenten

Strategisch stemmen in Nederland is eigenlijk het beste recept voor stembusspijt. Daarvoor geef ik drie argumenten:

  1. In Nederland doen veel meer dan twee of drie partijen aan de verkiezingen mee. Er zijn diverse combinaties van partijen denkbaar die na de verkiezingen samen een coalitie kunnen vormen.
  2. De vraag wie de grootste wordt, is niet beslissend voor de vraag welke partij de minister-president mag leveren. Zie de ‘overwinningsnederlaag’ van de PvdA in 1977.
  3. In de praktijk betekent een strategische stem vaak dat een linkse kiezer zijn stem verschuift naar een andere linkse partij. En rechtse kiezers stemmen op een andere rechtse partij. Er verandert dus niets of heel weinig aan de links-rechtsverhouding in de uitslag.

Wat je als strategische stemmer wèl van tevoren kunt weten – als je tenminste een klein beetje nadenkt - is dat de partij van je èchte voorkeur minder sterk uit de stembus komt en dus na 22 november minder invloed in de Tweede Kamer heeft. Daar krijg je achteraf meestal spijt van. Bas van der Vlies had helemaal gelijk.

Kiesstelsel

Wat ook een rol speelt, is dat veel kiezers met de machtsvraag in hun achterhoofd een afweging gaan maken. Door te kiezen voor een grotere partij, denken ze dat hun stem meer invloed heeft. Wat een onzin! In een democratie telt elke stem namelijk evenveel. Dat leer je al op de basisschool. Bovendien hebben de afgelopen jaren laten zien dat ook partijen met een kleiner zeteltal bij stemmingen in de Tweede Kamer de doorslag kunnen geven. Of onverwacht toch steun kunnen krijgen voor een van hun voorstellen. Een stem op een kleinere partij is daarom beslist geen verloren stem. Dat komt door het Nederlandse kiesstelsel, dat is gebaseerd op evenredige vertegenwoordiging zonder kiesdrempel.

Verwarring

Mijn verwijt aan een deel van de journalisten en talkshowleiders is dat ze veel kiezers op het verkeerde been zetten. Ze doen alsof Nederland een kiesstelsel heeft zoals bijvoorbeeld in Groot-Brittanië, waar je een districtenstelsel hebt. Binnen één van de stemdistricten dingen drie of vier deelnemende partijen om één en dezelfde zetel. De grootste partij verovert die. De rest krijgt niets.

Wanneer je als kiezer merkt dat de partij van jouw eerste voorkeur ver achter ligt op de twee andere, en je hebt ook een ‘tweede voorkeur’ voor een van de twee grootste, ja, dan heeft het uitbrengen van een strategische stem zin. Omdat je daarmee de partij van je 'tweede voorkeur’ aan die ene zetel in jouw stemdistrict kunt helpen. En omdat je eigen partij in jouw stemdistrict toch geen zetel gaat halen. Maar deze situatie is in Nederland helemaal niet aan de orde. Er zijn immers 150 zetels te verdelen over een stuk of vijftien partijen. Alle ruim 10 miljoen stemmen uit het hele land tellen elk evenveel mee. En na de verkiezingen geldt dat bij de stemmingen in de Tweede Kamer elke zetel ertoe doet.

De juiste strategie

Kortom: laat je niet gek maken door peilingen. En al helemaal niet door het oppervlakkige gekwebbel in de vele talkshows en radiopraatprogramma’s over welke partij het Torentje gaat veroveren en wie met wie zou willen regeren. Uw stem op 22 november gaat over de vraag wie er in de Tweede Kamer komen. Wat mij betreft, is de meest zinnige strategie om de stem van de SGP in ‘Den Haag’ nog sterker te laten doorklinken. Woord houden, daar krijg je nooit spijt van.

Jan Schippers, directeur WI-SGP