13 september 2017

Wijsheid van het vlees

 

Onder de merkwaardige titel ”Wijsheid van het vlees” verscheen in mijn studententijd een boekje van Henk Hagoort. Hij schreef over de 97 stellingen van Maarten Luther, die de reformator publiceerde op 4 september 1517. Afgelopen maandag op de kop af 500 jaar geleden.

Luther vond zijn 97 stellingen tegen de scholastieke theologie veel belangrijker dan die 95 tegen de aflaat. Eigenlijk vond hij de aflaathandel een bijzaak. Het ging Luther namelijk aan het hart dat het Woord van God door de heersende theologiebeoefening van zijn dagen bedolven werd onder een stroom van mensenwoorden. Meer dan eens verzuchtte hij tegenover zijn studenten dat christenmensen zich zo vaak lieten inpakken door de meningen van wetenschappers en filosofen.

Wijsheid van het vlees: waar hebben we het dan over? Deze uitdrukking moeten we verstaan tegen de achtergrond van Romeinen 7, waar het gaat over de strijd tussen geest en vlees. De scholastieke theologie legt deze tegenstelling uit als een strijd tussen het verstand en de lage driften of seksuele begeerte van de mens. Een mens moet met z’n verstand ”zijn vlees” beheersen. Maar door de zondeval lukt dat niet zo goed. Eigenlijk helemaal niet. Daarom is de mens aangewezen op de hulp van Gods genade, zo betoogde Thomas van Aquino.

Een begenadigd christenmens kan zich in toom houden, omdat hij weet dat de ware wijsheid in z’n verstand zetelt. Scholastici meenden dat het menselijk verstand zelfstandig, dus zonder verlichting door de Heilige Geest, tot ware kennis en juist inzicht kan komen.

Deze opvatting bestrijdt Luther uit de grond van zijn geprangd gemoed. Want de mens is helemaal vlees, inclusief zijn verstand! De ”oude mens” zit vooral in ons hoofd, zeker niet alleen in onze onderbuik. De Bijbel en ons verstand vullen elkaar niet aan, zoals de scholastici beweerden, maar het Evangelie gaat in tegen al ons eigenmachtige denken, willen en voelen. Luther stelde vast dat de scholastieke methode de Heilige Schrift laat buikspreken, omdat ze haar logische systeem als een raster eroverheen legt.

Luthers grootste zorg was dat de heersende theologie van zijn tijd verkeerd omging met de Bijbel. Men vond elke theoloog die niet tegelijk een logicus was een monsterlijke ketter. Luther noemde dat een monsterlijke en ketterse uitspraak (stelling 45).

Stond Luther afwijzend of zelfs vijandig tegenover wetenschap? Dat werd hem uiteraard verweten, met name vanuit de universiteiten in Leuven en Sorbonne. Dat was een doorzichtige poging om hem buiten de orde te verklaren. Luthers bezwaren richtten zich namelijk tegen het toepassen van de logica in geloofszaken. Dan maak je bijvoorbeeld van de goddelijke Drie-eenheid een academische kwestie, terwijl het een geloofszaak is.

Stond Luther alleen? Nee, want al eerder had Desiderius Erasmus in zijn satirische ”Lof der zotheid” (1511) de spot gedreven met de scholastieke theologen. „Naar eigen goeddunken verklaren ze de meest ondoorgrondelijke geheimenissen, zoals op welke manier de wereld is geschapen en geordend”, zo schreef de Rotterdammer.

Van de Griekse filosoof Aristoteles hadden de laatmiddeleeuwse theologen namelijk (via Averroës) geleerd dat alles wat er gebeurt, berust op een lange keten van oorzaak en gevolg, waarvan God de eerste oorzaak is.

Voor de Griekse filosofen was de kosmos eeuwig. Volgens hen kon geen mens de illusie koesteren dat zijn lot niet bepaald zou zijn door de stand van de sterren, die zich bevonden in de hoogste hemelsfeer en zo de bron van alle beweging vormden. In die sfeer plaatste Aristoteles zijn ”onbewogen beweger”.

In deze deterministische denkwereld brak het Evangelie door als een bevrijdende boodschap! De eerste christenen waren er rotsvast van overtuigd dat zij niet langer onderworpen waren aan het noodlot dat de sterren beschikten. Want God heeft hemel en aarde geschapen uit het niets. Door het geloof in Christus, de mens geworden Zoon van God, stonden zij boven het lot. Geen doffe berusting, maar hoop op God en gebed tot de levende Heere, Die het al regeert.

Van Luther leren we dat de wijsheid van de geest de Bijbel niet onderwerpt aan het oordeel van het verstand. Schepping heeft met waarheid te maken: de werkelijkheid verwijst naar de Schepper (Psalm 19). Wijsheid van het vlees maakt blind voor deze waarheid. Maar elke juist beoefende wetenschap legt getuigenis af van de waarheid van de Openbaring.

Het zou niet verkeerd zijn als we Luthers 97 stellingen (weer) onder het stof vandaan zouden halen. In het debat over het evolutionisme kan dat zeker geen kwaad.

Drs. Jan Schippers is directeur van de Guido de Brès-Stichting, het wetenschappelijk instituut voor de SGP.