23 oktober 2013

Samenwerking tussen Joden en Palestijnen

Maandag 21 oktober 2013

Deze ochtend word ik anderhalf uur eerder dan normaal wakker. Maar goed ook. Want ik hoor op het radionieuws dat de NS kampt met storingen en vertragingen, zowel bij Delft als bij Amsterdam Duivendrecht. Tja, hoe kom ik dan nog tijdig per trein op de luchthaven Schiphol? Mijn vrouw Martina zoekt het uit via de website van ons geprivatiseerde en door herfstbladeren geplaagde nationale spoorbedrijf. Als ik drie keer overstap, kom ik er wel: van Rotterdam, via Gouda en Den Haag naar Leiden en dan door naar Schiphol. Ik hoef maar een metro eerder te nemen.

Had je gedacht. Kom ik na 750 meter stevig doorlopen bij de metrohalte aan, blijkt de RET ook haar naam waar te maken: Rot En Traag. Weer terug naar huis. Martina wil mij wel naar station Bodegraven brengen. Aldaar word ik om kwart voor acht door haar en onze twee halfslaperige kinderen uitgezwaaid.

Bij de ElAl-incheckbalie op Schiphol loop ik twee Israëldeputaten van de Gereformeerde Gemeenten tegen het lijf: Johan de Jong en ds C.J. Meeuse. Zij gaan naar Nazaret-Illit. We schudden handen en wensen elkaar een goede reis. Sinds het baanbrekende werk van ds. R. Boogaard is bij de Gereformeerde Gemeenten de betrokkenheid op Israel gegroeid. Het is beslist een goede zaak wanneer ook reformatorische christenen beseffen dat zij ingeënte takken zijn op de stam Israël…

Een half uur later dan gepland is ook de groep mensen met wie ik meereis compleet: Eric Vink, de reisleider van Christenen voor Israel. Verder Joel Voordewind, buitenlandwoorvoerder van de ChristenUnie-fractie in de Tweede Kamer met zijn voorlichter Anne Paul Roukema. Johan Huibers, een rasechte ondernemer uit Noord-Holland die de Ark van Noach op ware grootte nagebouwd heeft. Aart Bergwerff, oud-hoofdredacteur van het Nederlands Dagblad en tenslotte tot mijn verrassing Leon Meijer, oud-collega van de eurofractie, maar nu als bestuurslid van Christenen voor Israel.

De vlucht naar Tel Aviv verloopt voorspoedig. En ik hoef me onderweg bepaald niet te vervelen. Eric Vink, hoofd van de studiedienst van Christenen voor Israel, reikt aan alle deelnemers een reader uit van ruim 60 pagina’s. Die ga ik maar eens doorlezen. Dat kan wel van pas komen. Want het programma voor de komende vier dagen zit zo vol gepland dat er tussendoor waarschijnlijk weinig inleestijd beschikbaar is.

Op de luchthaven Ben Goerion staat een behulpzame ambtenaar van het Israelische ministerie van Buitenlandse Zaken voor ons klaar. Hij probeert ons op een snelle manier door de paspoortencontrole te loodsen, wat hem ook bijna lukt. Ook al slaagt zijn missie niet, wij zijn hem natuurlijk dankbaar voor zijn hulpvaardige vriendelijkheid.

Onderweg naar Jeruzalem merk je meteen hoe boordevol historie dit land, het land van de Bijbel is. We komen langs de graven van de Maccabeën, de Joodse opstandelingen uit de tweede eeuw voor Christus, die de wapens opnamen tegen de Grieken en er nog in slaagden ook om die hun land uit te werken.

Via de oostkant rijden we de ruim drieduizend jaar oude hoofdstad van Israel binnen. Richting de oude stad. Prachtig gezicht, die bebouwde heuvels in de avondschemering. Langs het King David Hotel, waar we overigens niet logeren. (Andere keer misschien.)

’s Avonds meteen aan het werk. Vlakbij het hotel staat de gerestaureerde Montefiori-molen uit 1875. Gebouwd buiten de stadsmuren van Jeruzalem ten behoeve van de armere bewoners. De molen is niet lang geleden volledig gerestaureerd, zo vertelt de molenaar. Een friese molenrestaurateur heeft de molenconstructie op ambachtelijke wijze in oude glorie hersteld. De Jeruzalemmers zijn  blij met deze fraaie attractie.

Hierna hebben we een boeiend gesprek met Alan Freeman, vice-voorzitter van de Jerusalem Foundation. Hij vertelt over het werk van deze stichting die allerlei projecten initieert en ondersteunt, gericht op samenwerking en onderlinge uitwisseling van Joden en Palestijnen. Indrukwekkend om te horen dat er al vijf gemengde scholen zijn waar joodse, moslim- en christelijke kinderen op zitten. En er is vraag naar, want alle scholen hebben wachtlijsten. Freeman trekt een vergelijking met het vredesproces in Noord-Ierland. Waarom lukte het daar wel om op Goede Vrijdag in 1998 tot een overeenkomst te komen? Er was druk op de politieke leiders van onderop. De bevolking was het conflict beu en wilde niet langer in haat en nijd met elkaar leven. Bij de onderhandelingen in Camp David ontbrak de beweging, de pressie van onderop. Daarom lukte het president Clinton om het tot een vergelijk te brengen tussen Arafat en Barak, zo analyseert Freeman. Een indrukwekkend betoog van een bevlogen man.