28 mei 2014

IMPRESSIE JUBILEUMCONGRES

Op zaterdag 24 mei jl. organiseerde de Guido de Brès-Stichting, het Wetenschappelijk Instituut voor de SGP, te Hardinxveld-Giessendam een jubileumcongres ter gelegenheid van haar 40-jarig bestaan. Het thema van dit goedbezochte congres luidde ‘Vertrouwen en verdragen. Over geloofsvrijheid en tolerantie in tijden van religiestress’. Het publieke debat over geloofsvrijheid en tolerantie is niet alleen hoogst actueel, het zijn tevens thema’s die de SGP in haar hart raken. Kunnen christenen wel aan de politiek deelnemen zonder hun idealen op te geven of hun geweten geweld aan te doen? Hoe moet je als partij handelen als je diepste overtuiging bedreigd wordt? Wat houdt in deze context gewetensvrijheid in? Is tolerantie in dit verband een zwakte of juist een kracht?

Sinds 2012 verrichten twee wetenschappers in opdracht van het WI-SGP onderzoek naar deze thematiek: dr. A.A. Kluveld-Reijerse en dr. M.J. Kater. In het ochtendprogramma presenteerden zij hun eerste bevindingen. In twee deelsessies kregen respectievelijk dr. H.F. Massink en dhr M. ten Hooven de gelegenheid op deze referaten te reageren. Het middagprogramma bestond uit een interactieve sessie over ‘veertig jaar WI-SGP’. Met welke politieke en maatschappelijke uitdagingen heeft het WI-SGP te maken en hoe kan zij daarop anticiperen? Hieronder volgt een korte impressie van een boeiende en leerzame dag.

 

1. Opening

Oud-bestuursvoorzitter dr. W. Fieret opende het congres met het lezen van Psalm 103, waarin heel de mens wordt opgeroepen op God te loven, te prijzen. Terugziende op de afgelopen 40 jaar, is daar zeker reden voor. Veel publicaties en adviezen heeft het WI-SGP uitgebracht, het tijdschrift Zicht werd uitgegeven en vele conferenties belegd. Maar er waren ook verdrietige momenten. Zo memoreerde dr. Fieret het zeer plotselinge overlijden van drs. J. Mulder in april 2005 die vanaf 1987 als directeur aan de Guido de Brès-Stichting was verbonden.

 

2. Lezing Kluveld – Vrijheid van geweten

Wat doen wij op het moment dat ons diepste geloof en daaruit voortkomende overtuigingen over wat goed is en wat waar, over wat kwaad is en onwaar, over hoe je dient te leven en hoe men niet zou moeten leven, worden bedreigd door de staat of door een ander? Op deze vraag moet de SGP en haar achterban een antwoord kunnen geven, hield mw. dr. A.A. Kluveld haar gehoor voor. Grof gesteld kan men op drie manieren omgaan met de bovengenoemde situatie:

  1. Men keert zich als groep met een gedeelde overtuiging (of als individu met een bezwaard geweten) tegen de staat of de ander, soms zelfs met geweld.
  2. Men kiest niet voor optie 1, maar houdt desondanks openlijk en weldoordacht vast aan dat wat aan handelen dan wel het nalaten van handelingen door het geweten wordt ingegeven, ongeacht de juridische en maatschappelijke gevolgen. Aan eventuele arrestatie of strafvervolging dan wel ontslag wordt dan vrijwillig meegewerkt, men is geweldloos en de rechten van anderen worden zoveel mogelijk in acht genomen.
  3. Men kiest ervoor, tegen het geweten in, aan de eisen van de staat of de meerderheid te voldoen, ongeacht de rekenschap die hierover gevorderd zal worden. In dit geval is men lijdelijk en kiest men voor het terugtrekken in het innerlijk, een zelf gekozen ballingschap in het forum internum waarvan men zeker is dat het absoluut beschermd is.

De gewetensvrijheid en het geweten kennen een relationele dimensie. De vrijheid van geweten beschermt het geweten, het forum internum. In die zin kan het als een alleenstaand en absoluut recht worden gezien. Anders ligt het in het forum externum, de wijze waarop het geweten zich manifesteert in de samenleving. Hier is de gewetensvrijheid niet absoluut, geen op zichzelf staand recht. In het forum externum is de gewetensvrijheid relationeel in de zin dat zij andere vrijheden raakt en er een verbintenis mee aangaat. Het gaat hier dan om de vrijheid van godsdienst, de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vereniging. Het geweten is vanuit de christelijke optiek in de eerste plaats relationeel naar God. Voor een christen is het geweten een bron van kennis over goed en fout in relatie tot de wetten die hij kent. Een beroep op het geweten verbindt ons met iets dat groter is dan wijzelf: de gemeenschap, de samenleving en de staat. Het geweten is niet uitsluitend een innerlijke aangelegenheid, maar richt onze blik naar buiten. Op ons rust de plicht om onszelf en daarmee de ander te beschermen tegen de misbruiken van het geweten die onder voorwendsel van de vrijheid tot stand kunnen komen. Op deze manier zijn geweten en vrijheid aan elkaar verbonden. Gewetensvrijheid is niet alleen het recht om iets niet te hoeven doen, maar houdt tevens de vrijheid en daarmee de plicht in om wel te doen wat goed is. Die laatste vrijheid dient nog veel scherper in de gaten te worden gehouden, dan de vrijheid om bepaalde handelingen te mogen nalaten. Zonder getuigenis het eigen geweten schoonhouden of ontzien (zonder de ander die onwetend is bereid en dus doet wat fout is in Gods ogen) is gemakzuchtig en misschien zelfs aan de hoogmoedige kant. Je hebt dan weliswaar gelijk, maar bent niet je broeders hoeder.

 

3. Lezing Kater - Tolerantie

Vervolgens ging dr. M.J. Kater in op het begrip tolerantie. Hij begon zijn bijdrage met de prikkelende vraag of tolerantie als een zwakte of als een kracht beschouwd moet worden. De keuze die men maakt, hangt ongetwijfeld samen met de invulling die aan dit begrip gegeven wordt. Vaststaat dat het begrip tolerantie door de tijd heen behoorlijk vervaagd is. De oude, klassieke opvatting van tolerantie accepteert dat er verschillen bestaan. In de moderne, liberale opvatting moeten die bestaande verschillen eveneens geaccepteerd worden: alle meningen zijn gelijkwaardig omdat er nu eenmaal toch geen waarheid bestaat. Onverschilligheid is het gevolg.

Tolerantie, zo stelde Kater, vraagt om draagkracht. Tolereren houdt immers in dat je iets verliest, maar tevens dat je vasthoudt aan je eigen overtuiging. Voor een verdere bezinning op het thema tolerantie is het nodig dat ook andere vragen en begrippen nader verkend worden. Concreet gaat het om de volgende vier punten. In de eerste plaats moet worden vastgesteld wat het Bijbelse begrip waarheid inhoudt. Daarbij kunnen wij niet om de Wet der Tien Geboden heen. Hier geldt dat de wet ‘hard en verhard’ maakt, maar eveneens dat de wet ‘vertedert en vernedert’. Vervolgens dient te worden beseft wat de tolerantie van God inhoudt, daarbij verwijzend naar de woorden van de Heere Jezus ‘hoe lang zal Ik u nog verdragen?’ (Markus 9:19m). Als barmhartigheid ontbreekt, kan er onmogelijk tolerantie zijn. In de derde plaats is het nodig om de betekenis van vrijheid in te kaderen en diens grenzen vast te stellen. Ten slotte is het van wezenlijk belang, wanneer we het over tolerantie hebben, om mensen te zien als medeschepselen en beelddragers van God. De woorden van de bekende hervormde professor A.A. van Ruler blijken een diepe betekenis te hebben. ‘Tolerantie is geen zaak van concessie, maar van confessie!’

 

4. Deelsessies

Co-referaat H.F. Massink

In zijn co-referaat ging Massink allereerst in op de drie door Kluveld aangedragen opties. Welke optie zou de SGP kiezen? De eerste optie, die van burgerlijke ongehoorzaamheid, mogelijk met geweld, valt eigenlijk bij voorbaat al af. De gereformeerde traditie waarin de SGP staat, is uiterst terughoudend als het om recht van verzet gaat: alleen aan lagere overheden kenden Luther en Calvijn een recht van verzet toe. De tweede optie, vasthouden aan wat het geweten voorschrijft, ongeacht de gevolgen, sluit beter aan bij het staatkundig-gereformeerde gedachtegoed. We moeten Gode meer gehoorzaam zijn dan mensen. De derde optie, het terugtrekken in het innerlijk, strijdt met de oprichting van de SGP. De maatschappelijke participatie van de achterban van de SGP in het politieke domein betekent overigens niet dat er geen sprake is van een blijvende gereserveerde houding tegenover het voluit dragen van maatschappelijke verantwoordelijkheid, in de zin van een solidaire houding met het geheel van onze samenleving.

De keuze voor optie twee, sluit het nemen van verantwoordelijkheid niet uit. Het getuigenis in de politiek kan nu eenmaal niet geïsoleerd plaatsvinden van het getuigenis in de breedte van de samenleving. De angst om met onze niet-christelijke collega of buurman te spreken over de betekenis van het algemeen ongetwijfeld christelijk geloof, kunnen we niet afwentelen op onze politieke vertegenwoordigers. Dat lijkt soms wel te gebeuren. En dat is eigenlijk vreemd. Vreemd, omdat de meeste SGP-ers sterk overtuigd zijn van de waarheid van hun levensbeschouwing, hun mens- en wereldbeeld. Zij vragen op grond van artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdens de overheid, die het machtsmonopolie bezit, die waarheid tot grondslag van haar optreden te maken. Zouden we dan niet, met dezelfde intensiteit, op iedere plek waar we functioneren in de samenleving van die waarheid verantwoording moeten afleggen?

Co-referaat Ten Hooven

In zijn co-referaat stelde Ten Hooven, evenals daarvoor Kater, dat het beoefenen van tolerantie wezenlijk te maken heeft met het onduldbare, met datgene wat je eigenlijk niet uit kunt houden. Tolerantie roept daarom altijd spanning op. Maatschappelijk gezien hebben we bovendien te maken met een paradox: de persoonlijke vrijheid is groter dan ooit tevoren, maar tegelijk is het ook moeilijker dan ooit om tolerant jegens elkaar te zijn. Dat zou men in eerste instantie niet verwachten. In onze huidige tijd doet tolerantie echter veel meer dan vroeger een beroep op onze persoonlijke verantwoordelijkheid. Essentieel is dat tolerantie daarmee een morele lading heeft gekregen: op grond van onze eigen denkbeelden over goed en kwaad bezien we de ander. Die morele lading onderscheidt tolerantie van de onverschilligheid waarmee zij dikwijls wordt verward. Spiegelbeeldig geredeneerd is onverschilligheid een vorm van tolerantie die van haar morele lading is ontdaan. In het laatste geval kunnen we spreken van een ‘lege tolerantie’, een concept dat in een pluriforme samenleving alleen niet werkt. Als we geconfronteerd worden met de ‘echte ander’, iemand met een zienswijze op waarden en normen die haaks staat op de onze, moet we de confrontatie wel aangaan, anders zijn afgestompt. Kortom: we moeten er iets van vinden! De vraag is alleen: hoe ga je die confrontatie aan, welke houding verbind je aan een oordeel?

Er zijn er drie attitudes te noemen, te weten de attitude die individuen onderling kunnen innemen, de houding die voor de staat gepast is en de opstelling die politici bij voorkeur moeten kiezen. Wat het intermenselijk verkeer betreft, geldt: ga uit van het goede, vertrouw elkaar, kijk naar wat je gemeenschappelijk hebt. Vanuit zo’n houding van respect kun je elkaar recht in de ogen kijken, het met elkaar in discussie gaan over elkaars opvattingen en elkaar desnoods eens flink de waarheid zeggen, dit alles zonder het recht van de ander om te leven zoals hij wil te ontzeggen. Dit geldt ook voor de staat: niet voor niets is hij aan grondrechten gebonden. De houding van de staat moet zodanig zijn dat burgers moeten kunnen leven zoals zij dat willen, uiteraard binnen de grenzen van de wet. Daarom dient de staat zo terughoudend mogelijk op te treden. Tot slot geldt voor politici in een democratie dat zij veeleer de taak hebben minderheden te beschermen dan dat zij meerderheden organiseren.

Discussie

In beide deelsessies vonden vervolgens levendige discussies met het publiek plaats.

 

5. Middagprogramma: interactieve deelsessie

Waar het ochtendprogramma een meer filosofisch en theologisch karakter had, was het middagprogramma een stuk luchtiger. Drs. J.A. Schippers, de directeur van het WI-SGP, opende de sessie met een causerie over het 40-jarig bestaan van het Instituut. Door de jaren heen heeft het WI-SGP verschillende namen gehad, maar haar missie is al die jaren hetzelfde gebleven. Het WI-SGP wil kennis en inzicht verwerven en die vanuit het gereformeerd belijden dienstbaar maken voor politiek en samenleving. Daarom vraagt het blijvende aandacht voor Bijbelse waarden, probeert het verzwegen normatieve uitgangspunten van politieke tegenstanders bloot te leggen, hamert het op identiteit en zingeving, en geeft het een kritische reflectie op het handelen van burgers, maatschappelijke instellingen en de overheid. De afgelopen veertig jaar heeft dat zo’n 125 studies opgeleverd. Hier gelden de wijze woorden van G. Groen van Prinsterer (1801-1876): ‘Elke juist beoefende wetenschap bevestigt de waarheid van de Openbaring. Grondige studie brengt naar de algemene bron van licht en waarheid.’

Vervolgens kreeg mevr. dr. M. Verduijn het woord. Zij las het betoog van dr. R. Seldenrijk voor, die door omstandigheden verhinderd was. Seldenrijk feliciteerde het WI-SGP van harte met het bereiken van zijn 40-jarig bestaan en sprak de wens uit dat het instituut zijn dienende taak voor de SGP en haar achterban nog jaren zal mogen voortzetten. In zijn bijdrage pleitte Seldenrijk allereerst voor het hoog houden van de zorg voor het leven. Als er geen leven is, kun je ook niet zorgen voor welzijn. In samenwerking met organisaties uit het maatschappelijk middenveld kan het WI-SGP een bijdrage leveren aan bewustwording over dit thema. Daarbij is aandacht voor opvoeding en onderwijs van belang. Eveneens is alertheid geboden, want ouders en de staat strijden om het kind. Diverse reformatorische organisaties kunnen in onderlinge samenwerking daaraan een bijdrage leveren. Verder is secularisatie nooit een gelopen race. De SGP is dan ook niet met een achterhoedegevecht bezig, zoals sommigen menen. Wel is het probleem van onze huidige tijd dat het hebben van een mening belangrijker wordt gevonden dan grondige kennis over feiten en ontwikkelingen, die de argumentatie solide maken. Ook hier ligt een opdracht voor het Wetenschappelijk Instituut. De komende jaren zou het WI-SGP de komende vijf jaar aan de slag moeten met de volgende thema’s:

  • Atheïsme en redelijkheid: komen tot vertrouwen en verdragen;
  • Praktische waarde van culturele bronnen voor de waardigheid van de huidige mens;
  • Zorg en leven: zinervaring mobiliseren rond levensbegin en levenseinde;
  • Conservatisme en navolging van Christus: uitdaging van overeenkomst en verschil voor christelijk burgerschap;
  • Israël en antisemitisme: door waarheid gedreven en door leugens geprikkeld.

Tot slot kwam drs P.J. Verheij RA aan het woord. Als SGP-wethouder pleitte hij ervoor de publicaties van het WI-SGP beter toegankelijk te maken voor bestuurders. Sommige mannenbroeders studeren wel maar verstaan de tijd en de bestuurspraktijk niet, en slaan daarmee de pasmunt niet. Andere mannenbroeders verstaan de tijd wel maar studeren niet, en verdwalen in een moeras aan compromissen. Wat dat betreft zijn er voor het WI-SGP een aantal uitdagingen, bijvoorbeeld het opnieuw toegankelijk maken van bronnen en het ordenen van bestaand materiaal, het actualiseren van het beginselprogramma en meer hedendaagse vormen van presentatie te kiezen.

Opnieuw ontspon zich een levendige discussie, waarin het WI-SGP enige waardevolle adviezen kreeg toegespeeld. Al met al kunnen we terugzien op een leerzame conferentie! Bestuursvoorzitter mr. A. Klaassen sloot de bijeenkomst af.

Jan Schippers en Johan van de Worp