20 juli 2016

Column 'Nogal Wiebes'


Nogal Wiebes

De overheid staat er gekleurd op. Belastingbetalers storen zich eraan dat ze van elke euro die ze extra verdienen, netto niet meer dan 42 tot 48 cent overhouden. Het kan nog erger: na Kamervragen aan de heer Wiebes, staatssecretaris voor fiscale zaken, ging de berekening rond dat iemand die een slordige € 20.000 per jaar verdient, van een bruto inkomensstijging met € 10.000, slechts 335 euro netto overhoudt. Een belastingdruk van tegen de 100 procent. Da’s nogal Wiebes, zo begreep ik uit welingelichte kringen.

Mantelzorgers en vrijwilligers hebben ook reden tot beklag. Zij helpen de overheid met het verlagen van de uitgaven aan gezondheidszorg. Maar wanneer zij als tweeverdiener daarvoor hun betaalde baan opzeggen, verliezen zij prompt allerlei fiscale kortingen, wat kan oplopen tot een jaarlijkse malus van € 6.000. Ook dat schijnt ‘nogal Wiebes’ te zijn.
Dan zijn er nog de brievenbusfirma’s die de Nederlandse staat enige belastinginkomsten opleveren. Maar is het moreel gerechtvaardigd dat ondernemingen allerlei sluiproutes gebruiken, op papier winsten ‘verschuiven’ met als oogmerk hun belastingen te minimaliseren? Bekend is dat ontwikkelingslanden last hebben van het ‘weglekken’ van belastinginkomsten. De Nederlandse fiscus draagt zo bij aan het frustreren van de eigen ontwikkelingssamenwerking. Is dit ook ‘nogal Wiebes’? Of zijn dit Hollandse koopmanspraktijken?
Op het eerste gezicht lijkt het hard nodig om eens flink het mes te zetten in bureaucratie, fiscale regels en andere wetgeving. Minder overheid is beter, want we willen graag meer overhouden van ons zuurverdiende geld. Maar op het tweede gezicht ligt dit toch anders: de staat heeft namelijk al veel ingeleverd. Een feit is dat de overheid de achterliggende decennia veel minder is gaan uitgeven aan haar primaire taken. Dan moet u denken aan defensie, politiezorg, infrastructuur, justitie, energievoorziening en het (spoor)wegennet. In de jaren ’90 ging nog een kwart van de overheidsbegroting naar dergelijke ‘klassieke’ overheidstaken. Vandaag de dag is daar zo’n 17 procent van over. Op de belangrijkste staatstaken is dus een derde van het budget ingeleverd!
Tegelijkertijd zijn we met z’n allen veel meer zaken gaan gebruiken die we door de staat laten bekostigen. Hierbij moet u vooral denken aan onderwijs, sociale zekerheid en gezondheidszorg. Deze begrotingsposten zijn sinds de jaren ’70 flink gestegen en vanaf de eeuwwisseling zijn de zorgkosten ruwweg verdubbeld. Volgens de SGP-visie horen deze zaken niet primair op het bordje van de staat te liggen, omdat de samenleving deze zelf dient te organiseren. Eigenlijk komt het erop neer dat we onze verantwoordelijkheden voor de zorg voor hulpbehoevenden, zieken, minder bedeelden en het onderwijs voor de komende generatie hebben afgewenteld op ‘vadertje staat’. De warme solidariteit hebben we uit de samenleving ‘weggeorganiseerd’.
Daar hangt een fiks prijskaartje aan! Want natuurlijk wil ieder ouderpaar het beste onderwijs voor zijn kind. Goede gezondheidszorg wil iedereen, dat mag wat kosten. Uitkeringen voor werklozen, arbeidsongeschikten en bijstandsgerechtigden, ze zijn gemeengoed geworden. En kom niet aan AOW en pensioen voor onze ouderen, zij hebben er hard voor gewerkt. Bepleit ik een ‘sociale kaalslag’? Zeker niet. Maar deze begrotingsposten stijgen schier onstuitbaar, omdat het profijt van deze regelingen individueel wordt genoten, terwijl de lasten door de gemeenschap worden gedragen. Het zijn sterke benen die deze weelde kunnen dragen.
Daarom zal dit de morele kwestie zijn die centraal moet staan bij de komende Tweede Kamerverkiezingen. Momenteel zijn politieke partijen bezig om hun verkiezingsprogramma’s te schrijven. Wanneer u komend najaar hun pennenvruchten met elkaar vergelijkt, dan hoop ik vurig dat partijen de moed opbrengen hun behartiging van deelbelangen te overstijgen. Geen socialistische stokpaardjes voor hogere uitkeringen, geen liberale leuzen voor ondernemers en huizenbezitters, geen riante gezinsregelingen bij christelijke partijen. Maar al te vaak zijn het bergen klatergoud, die zich vertalen in gebroken beloften en hogere lasten. Elke kiezer dient daarom alert te zijn op het belang dat partijen toekennen aan de èchte publieke taken: betrouwbaar openbaar bestuur, defensie, politie, justitie, bescherming van het leven, goede waterkeringen, zorg voor de schepping, ruimtelijke ordening en duurzame infrastructuur. O ja, ook rechtvaardiger belastingen, maar dat lijkt me nogal wiedes.

Drs. Jan Schippers, directeur van de Guido de Brès-Stichting, het wetenschappelijk instituut voor de SGP

Bron: Reformatorisch Dagblad d.d. 20 juli 2016, Column Politiek en Maatschappij